‘Plastic-kringloop is een maatschappelijke verantwoordelijkheid’
Verslag van interactieve CPNL-workshop Design & Systeemintegratie
door Pierre Gielen
Wat betekent het als een snackfabrikant in een recent persbericht meldt dat zijn chipszakken voortaan voor 25% uit gerecycled plastic zullen bestaan? Een doorbraak in de recycling en verwerking van meerlaagsfolie voor voedselverpakkingen? Niet voor wie ook de kleine lettertjes leest: ‘We passen gerecycled plastic toe als het beschikbaar komt.’
Marketeers hebben blijkbaar haast om met circulariteit te pronken. Maar vóórdat recyclaat een substantieel deel van de huidige virgin plastics kan vervangen, zeker in de food, zijn grote veranderingen nodig. Te beginnen bij de voorkant, bij het verzamelen, meten en delen van kennis en informatie, waarmee plastics beter herbruikbaar en duurzamer zijn te maken. Daarover ging de CPNL workshop Design & Systeemintegratie op 18 april gehouden in Den Haag.
Met ongeveer zestig deelnemers was de hele Nederlandse circulaire plasticsketen daar vertegenwoordigd, van onderzoekers tot polymeerproducenten en van recyclers en sorteerders tot merkeigenaren. Toen dagvoorzitter Dirk Koppenol de workshop aftrapte met een poll over de haalbaarheid van de kabinetsdoelstelling, 100% circulariteit in 2050, was de voorzichtige conclusie: ‘Er is hoop.’
In het najaar van 2024 opent CPNL een nieuwe call (subsidieronde) voor onderzoeksprojecten en showcases. Iedereen die hieraan wil deelnemen en wil meedenken over de verdere ontwikkeling van het programma, kan zich melden bij Susanne Waaijers of Roland ten Klooster.
Designkeuzes
De reis naar circulariteit in de plastics keten begint met de materiaalkeuze en het verpakkingsontwerp. Het maken van duurzame verpakkingen is volgens professor Roland ten Klooster, programmamanager van CPNL, geen doel op zich. “Het doel is een product duurzaam naar de gebruiker brengen. Kan dat zonder verpakking, dan is dat de meest duurzame optie. Heb je wel een verpakking nodig, kies dan een goede en gebruik hem op een goede manier.” Bij de keuze voor een verpakkingsmateriaal spelen talloze aspecten een rol, die het keuzeproces ondoorzichtig maken. Zoals uit het voorbeeld met de chipszakken blijkt, heeft de afdeling marketing er binnen bedrijven vaak invloed op. Er wordt bijvoorbeeld gekozen voor minder duurzame verpakkingen met een matte coating, die er voor consumenten ‘natuurlijk’ uitzien en aanvoelen als papier. Diezelfde consumenten staan naderhand voor de beslissing hoe zij de verpakkingen moeten weggooien. Dat gaat vaak mis, wat soms het probleem bij sorteerders legt. Dan is er nog de vraag of het wel zin heeft om materialen in te zamelen waarvoor geen goede recycling bestaat, of te weinig capaciteit is.
Polystyreen verpakkingen worden bijvoorbeeld verbrand omdat de materiaalstromen in Nederland te klein zijn om recycling rendabel te maken. En is een polymeer wel volop beschikbaar en goed te recyclen, zoals PET, dan spelen er allerlei andere zaken mee die de recyclebaarheid beïnvloeden, zoals het gebruik van stickers, lijm, inkt, etc. Dit alles maakt het creëren van duurzame verpakkingsoplossingen complex en er is daarom behoefte aan het ontwikkelen van methoden en beslismodellen die helpen bij het maken van geïnformeerde keuzes.
De vraag is verder of van de consument mag worden verwacht dat die in staat is om in de winkel te kiezen voor het meest duurzaam verpakte product. Tijdens een discussie over dit onderwerp blijkt dat deelnemers aan de workshop de verantwoordelijkheid om producten duurzaam te verpakken eerder bij de industrie leggen. Dat zou moeten worden vastgelegd in overheidsregulering, zodat de eindgebruiker niet meer hoeft na te denken in de winkel. Ook het scheiden van afval zou gemakkelijker moeten worden gemaakt.
Een deelnemer oppert dat consumenten niet onwillig zijn. Ze zouden zeker bereid zijn om producten apart in te leveren als duidelijk is dat die na gebruik nog een hoge restwaarde hebben. Een andere deelnemer wijst erop dat die bereidheid ook cultureel bepaald is. Zo worden in Japan 35 soorten afval gescheiden ingezameld en is daarvoor een handleiding nodig van 300 pagina’s. Dat is extreem, maar ook Nederlandse consumenten zouden uiteindelijk in staat moeten zijn tot betere afvalscheiding.
Circulaire kaasverpakkingen
Een producent die al jaren streeft naar meer circulaire verpakkingen is de zuivelcoöperatie Friesland-Campina. Tegen 2030 wil het bedrijf al zijn verpakkingen recyclebaar hebben en in 2050 streeft het naar een volledig klimaatneutrale operatie. Senior Packaging Development Manager Louis van den Dobbelsteen besprak tijdens de workshop de ervaringen van het bedrijf met het verduurzamen van de kaasverpakkingen. Daarin gaat jaarlijks 3,4 miljoen kilogram plastic om. Friesland-Campina is al sinds 2011 bezig met het verminderen van deze hoeveelheid plastic, waarbij de eerste stap was de folies dunner maken, vervolgens de folies maken van monomaterialen (PP), daarna de overstap naar PET. Inmiddels hebben diverse aanpassingen geleid tot een schone PET-stroom die efficiënt gerecycled kan worden. Uiteindelijk moet dit leiden tot een volledig rPET-keten, zonder afhankelijk te zijn van materiaal uit andere ketens. Dat doel wordt naar verwachting in 2025 bereikt. Friesland Campina heeft geen patent aangevraagd op door haar ontwikkelde oplossingen en deelt de kennis met andere producenten. “Want hoe meer schone PET-verpakkingen er in omloop zijn, hoe beter de recycling is, hoe eerder er specifieke PET-traystromen op de markt komen.” Van den Dobbelsteen heeft verder nog een belangrijk advies: “Als je een verpakking in theorie recyclebaar maakt, check dan wel de hele keten. Ga het testen bij de sorteerders en de recyclaars en kijk wat er in de praktijk daadwerkelijk met je materiaal wordt gedaan. Materialen die in Nederland nog niet worden uitgesorteerd en gerecycled, zijn niet werkelijk circulair.”
Scopingstudie
Zonder contact met de keten is er ook voor CPNL geen circulariteit mogelijk. Susanne Waaijers, programma manager systeemintegratie voor CPNL benadrukte dat de organisatie het dan ook belangrijk vindt om te weten wat er op dit moment leeft bij partijen in het veld. Om dat te registreren, zijn onderzoekers Judith Kessens en Quirine Cohen van TNO Circular Plastics ingezet. Zij voerden een scopingstudie uit waarbij 45 stakeholders uit verschillende sectoren werden geïnterviewd over hun behoeften en de beschikbare informatiesystemen om kennis en data te delen. Daarbij ging het om de thema’s (1) economie, (2) sociaal, maatschappelijk en gezondheid, (3) klimaat en milieu, (4) technologie, (5) circulariteit en (6) organisatie en community. Op basis van bijna duizend verzamelde statements zijn diverse topics geïdentificeerd, die verder worden geanalyseerd.
Tijdens de workshop stemden de deelnemers op drie topics die zij het belangrijkst vinden. Op de eerste plaats eindigt een concrete visie, want: “Daar begint alles mee. Zonder visie en ambitie kun je helemaal geen goede wet- en regelgeving maken en is er ook geen goed investeringsklimaat.” De overheid zou een ‘coachende rol’ op zich moeten nemen en de richting aangeven in een roadmap, een stip op de horizon, volgens een van de deelnemers aan de discussie.
Een andere deelnemer merkt op dat de transitie naar circulaire plastics grote investeringen vereist die alleen mogelijk zijn als duidelijk is hoe de business case er op de lange termijn uitziet. “We zitten in een soort wurggreep. Iedereen zit te wachten op de juiste condities. Iedereen onderzoekt en probeert wel wat, maar om echt grote impact te maken, is echt meer nodig dan er nu gebeurt.”
Vanuit de zaal wordt ook toegevoegd dat (on)zekerheden rondom de vergunningverlening de investeringsbereidheid beïnvloeden. “Mensen zoeken inderdaad bepaalde zekerheden voor de toekomst. Dit moet zeker door overheden goed worden vastgelegd in de wet- en regelgeving. Alleen zo kun je een economische impuls geven om innovaties te sturen.”
Het CPNL-programma kan werken aan gedeelde visie en met casuïstiek als voorbeeld en verkenning dienen, maar onderwerpen die te maken hebben met de taken van de overheid, zoals wetgeving, vallen daarbuiten. De TNO-onderzoekers delen de adviezen en aanbevelingen aan de hand van hun onderzoeksrapport. Dat wordt voor de zomer van 2024 afgerond en opgeleverd.
De keten in kaart
In de programmalijn van CPNL is naast Design, Systeemintegratie opgenomen. Programmamanager Susanne Waaijers licht het toe: “We willen de kunststofketen in Nederland volledig in kaart brengen, met inzicht in de materiaalstromen in en uit het land en de verschillende toepassingen. Over deze aspecten is nog veel onduidelijk, onder meer doordat de informatie versnipperd is.” Een op te zetten kennisplatform waarbij stakeholders zich kunnen aansluiten, maakt het mogelijk om die informatie centraal te verzamelen. “Denk aan een landingsplek met scenario’s en tools die heel praktisch te gebruiken zijn voor verschillende gebruikersgroepen. Waar je met parameters en formules dingen kunt uitrekenen voor verschillende ketens, materiaalstromen en toepassingen.” De kennis die hieruit voortkomt, moet toegankelijk zijn voor iedereen en praktisch bruikbaar zijn voor verschillende gebruikersgroepen, zoals ontwerpers en beleidsmakers. “Het ideale resultaat is dat er na acht jaar uitvoering van het programma een duidelijk begrip is van de verschillende waardeketens, toepassingen en materialen, en van de gevolgen van de overgang naar een circulaire economie.”
Informatie delen
Iedereen die actief is in de plasticsketen kan zich bij het consortium rondom het kennisplatform aansluiten en (geanonimiseerd) informatie aanleveren. Daar hebben de partijen op meerdere manieren baat bij. Allereerst geeft actuele informatie vanuit meerdere bedrijven inzicht in de huidige situatie in de keten. Maar het platform kan consortiumleden ook helpen om te voldoen aan wettelijke eisen die nu nog deels in de pijplijn zitten, bijvoorbeeld de digitale product paspoorten (van de EU Ecodesign richtlijn)en het Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD), aldus Susanne Waaijers. “Het CSRD wordt op dit moment uitgerold en er zitten best wel wat concrete informatie- en rapportage-eisen aan. Zo moet je inschatten hoeveel microplastics-emissies van je materiaal afkomen, niet alleen voor je eigen plek in de keten doen, maar ook upstream en downstream. Dat is niet niks. Het zou mooi zijn als we met elkaar een format kunnen afspreken voor dit soort informatie. Zo kun je als deelnemend bedrijf zien hoe je je verhoudt tot de sector of de markt, terwijl je meteen klaar bent voor je rapportageverplichtingen.”
Twee sporen
Een consortium dat al gevorderd is met systeemintegratie, is Syschemiq. Dit Horizon Europe-programma verbindt 21 partners uit Nederland, België en Duitsland en richt zich op de kansen voor een Circular Plastics Economy in de Rijn-Maasregio. Syschemiq wil afval voorkomen en virgin plastics vervangen door gerecyclede plastics, door nieuwe designregels, de ontwikkeling van een nieuwe lijn voor afvalinzameling en sortering, en nieuwe technologieën voor mechanische en chemische recycling.
Transities vinden echter niet in een vacuüm plaats. Het gaat niet alleen om operationeel-technische aspecten van recycling, maar er wordt ook gekeken naar sociale, economische en institutionele aspecten. Via een zogeheten Dual Track Governance-aanpak moet volgens Diepenmaat worden toegewerkt naar een “even but skew playing field favoring sustainability”: een min of meer gelijk speelveld, dat neigt naar duurzaamheid. Dit kan worden bereikt door stimulerende maatregelen en regelgeving, maar ook door samenwerking en kennisdeling tussen de betrokkenen. Diepenmaat ziet er niets in om de verantwoordelijkheid hoofdzakelijk bij de producenten te leggen, zoals eerder tijdens de discussie geopperd. Daarvoor in de plaats zou er een ‘Extended Societal Responsibility’ moeten komen. Dit betekent dat, naast producenten, ook consumenten, overheden en andere actoren verantwoordelijk worden voor de circulaire economie.
“Het bedrijfsleven staat te trappelen om sneller te gaan”, zegt Diepenmaat. “Het slechtst ontwikkelde deel van de Dual Track is dan ook niet het ondernemersdeel, maar het maatschappelijke en institutionele gedeelte. Die willen we sturen, richting duurzaamheid.”
Daarvoor is een workflow ontwikkeld die ook toepasbaar is voor CPNL, met generieke stappen die gemakkelijk te repliceren zijn:
1. Scopingstudie (breng het relevante systeem en de betrokken actoren in kaart);
2. Analyse (verzamel informatie over de actoren, governance-kenmerken en transitiedynamiek);
3. Modellering (integreer de verzamelde informatie in modellen om pakketten van maatregelen te ontwikkelen);
4. Implementatie (voer de maatregelen uit en evalueer de effecten).
Wat als eerste stap moet gebeuren, is het delen van kennis over de circulaire economie en de uitdagingen die daarbij spelen. Er is geen eenvoudige oplossing, en er is behoefte aan een continue dialoog en samenwerking tussen alle betrokkenen. De workshop Design & Systeemintegratie was daarin een eerste succesvolle stap. Iedereen die hieraan wil deelnemen en wil meedenken over de verdere ontwikkeling van het programma, kan zich melden bij Susanne Waaijers of Roland ten Klooster.
In het najaar van 2024 opent CPNL een nieuwe call (subsidieronde) voor onderzoeksprojecten en showcases. Houd deze website in de gaten en schrijf je in voor de nieuwsbrief om niks te missen!
Met dank aan bijdragen van:
https://www.frieslandcampina.com/